Er wordt opgemerkt dat meer geëvolueerde wezens minder de neiging hebben om zich voort te planten en hun energie richten op meer gediversifieerde activiteiten, een fenomeen dat ook wordt weerspiegeld in de mens.
De transformatie van de voortplantingsfunctie in iets hogers wordt geïllustreerd door de ontwikkeling van bloemen zoals rozen, anjers en chrysanten, die zijn geëvolueerd tot spectaculaire vormen die verder gaan dan alleen hun vermogen om zich voort te planten. Dit symboliseert een evolutie naar de creatie van schoonheid, kunst en nut, die verder gaat dan eenvoudige biologische bestendiging.
De tekst spoort de lezer aan om te overwegen in welke fase van de evolutie hij of zij zich bevindt: degeneratie, generatie of regeneratie, en daagt hem of haar uit om te kiezen voor het leven in zijn volste en meest onsterfelijke vorm.
Dit is een oproep om na te denken over de eigen spirituele groei en het vermogen om bij te dragen aan een toekomst waarin de kwaliteit van het leven wordt gewaardeerd boven kwantiteit, wat een progressie markeert naar hogere en spiritueel verrijkte vormen van bestaan.
A.R.Ribeiro.
Bibliotheek van de Nieuwe Gedachte